Alsof sterrenstof boven Antwerpen is uitgestrooid, zo voelt de ode aan James Ensor, vindt YVONNE COX. Het jubelfeestje begon in Oostende, en wordt nu in Ensors geboortestad voortgezet. ‘De samenhang maakt dat je er geen genoeg van krijgt.’

Zou je alle meesterwerken achter elkaar in een Ensoriaanse stoet door de stad sturen, dan is het vanuit het KMSKA een Courbet hier, een Redon daar. Een Manet en een Monet. Een Nolde, Renoir en Munch. Vanuit het FOMU meer dan 100 werken van Cindy Sherman. Vanuit het MOMU ontdekkingen van absoluut vakmanschap van make-up- en haarartiesten als Peter Philips en Inge Grognard. En verder héél véél Ensors. 

Antwerpen heeft dan ook de grootste collectie Ensors ter wereld. Die voor deze keer ook nog eens werd aangevuld met topwerken uit musea en private collecties uit binnen- en buitenland, die, we geloven het meteen, in de rij stonden om hun werk uit te lenen aan dit toch wel bijzondere feestje; de kunstenaar overleed 75 jaar geleden. Dat er absolute expertise ‘in huis’ is, ook door het Ensor Research Project dat kunsthistorisch- en materiaaltechnisch onderzoek doet, zal zeker hebben geholpen. Het kan ieders bezit alleen maar ten goede komen als er zoveel frisheid, kennis en referenties worden toegevoegd.

Op James Ensor (1860-1949) is overigens moeilijk een ‘-isme’ te plakken. Best apart voor een realist die sterk werd beïnvloed door het Frans impressionisme en eindigde als een surrealist die zich ook nog eens prima kan meten met het postmodernisme. Het lijkt alsof Ensor, zodra hij ergens om bewonderd werd, de zelfgevraagde piëdestal snel weer wegduwde en verder ging. Eerst in schoonheid, daarna in griezelmodus. Hij schopte heilige huisjes omver, blijkt een enigma qua persoonlijkheid en persoonlijk leven. Niets van zijn werk is gedateerd, het blijft allemaal fascinerend fris, licht, grillig, grappig en uitdagend. De vier musea pogen je wat weg te sturen van zijn maskers, ‘want er is zoveel meer’. Maar toch blijven juist die karikaturen en maskers fascineren. In groteske weergaven op doek, op enorme collages en in talloze fijne etsen.

Genevieve Figgis, Ladies at Versailles (2022)

In het KMSKA is er in ieder geval niets bezuinigd op muurverf, lichteffecten en decorstukken. Het mag, het past bij Ensor. En goede kunst is niet kapot te krijgen, ook niet door een teveel aan achtergrond en rekwisieten. Af en toe werkt het verrassend versterkend, en stralen er onbekende werken op een prominente plek, zoals van de Zweed Ernst Josephson. Verder is het alleen maar genieten als je Le Jardin D’Amour, Le Salon Bourgeois of de Squelettes Musiciens spot. En die prachtige De Manneporte bij Etretat van Claude Monet! Het is verbluffend hoeveel schoonheid je ziet – als je er de tijd voor neemt.

Toch iets kleins. Dat sluitstuk, daar, in het KMSKA. Daar hangt onmiskenbaar Marlene Dumas’ Klaus Kinski meets Ensor, Andy Warhol meets his maker uit 2002. Probeer het je in te beelden, dan zie je precies wat Dumas met haar jaloersmakende dunne streken heeft neergezet. Mooi toch? En toch loop ik verward naar buiten. Omdat het ook een zaligheid was om eens geen hedendaagse toppers tussen de oude meesters te zien, ook al is Ensors invloed groot. Zelfs in het drukke parcours met carnavalsmaskers, zware gordijnen en lichteffecten dwaalde ik helemaal mee, in de ban van Ensors urgentie, toen. Ik liep mee in Ensors bonte tijd, stad en parade. Ik zag zijn narren steeds een andere vorm aan nemen, alles om iedereen op zíjn werk te wijzen, op zíjn meesterschap. Waar Dumas dan wel had moeten hangen, weet ik niet, maar ineens was ik weg, uit zijn stoute stoet. Uit zijn tijd waar eigenzinnigheid in de kunst opgemerkt en gebrandmerkt, geliefd en verguisd werd. 

Eenduidiger en weldadig voelt de donkere, sexy en edgy scenografie in het Modemuseum. Daar zie je kunst tot leven komen door showideeën over haar en make-up van bijvoorbeeld Pat McGrath en Julien D’Ys. Of, zoals we bij het werk van Genevieve Figgis zien, hoe haar en make-up ons lelijker maken dan ons lief is. En Bruce Gilden, bij wie elke filler en bijgestoken wimper glinstert. Zo’n laatste gezicht waarbij lachen niet meer mogelijk is, valt ook samen met Ensors werk. Maar anders. Het zijn dezelfde griezels en grimassen als bij Ensor, als bij Munch. En Cindy Sherman. Als volleerd poseur zet zij zichzelf in het rustige, ruimtelijke FOMU grotesk en glanzend neer; als verlegen meisje, als verlopen model, als kunstverzamelaar, als man. Deze ode aan Ensor is er tegelijk ook ééntje aan haar.

Klinkt het allemaal wat veel, dan is dat ook zo. Maar de samenhang maakt dat je er toch geen genoeg van krijgt. Zelfs niet als je als een volleerd toerist de kleine binnenstad op één dag zou doorkruisen. Sla dus niet het Plantin Moretus over. Doe dat lekker als laatste. Hier zit het in de kleinste details. En maak je je hoofd weer leeg.

Genevieve Figgis. Maar de weldaad van de tijdcapsule in het KMSKA en het briljante werk van Sherman geven troost. En de wetenschap dat de mens altijd naar schoonheid en verandering verlangt. En dat de horror en lelijkheid van vandaag op een dag weer plaats maken voor licht en waarheid.

Hier is dus ‘da feestje’. Zelfs als we ten onder gaan aan overdrijving, hedonisme, oorlogszucht, politiek en narrigheid. Dan nog. Dan maar met z’n allen, in een bonte carnavaleske stoet.

Ensors Stoutste Dromen, tot 19.01 in het KMSKA. Ensors Staten van Verbeelding, tot 19.01 in Plantin Moretus. Maskerade Make-up & Ensor. Tot 02.02 in MoMU Antwerpen. Cindy Sherman. Tot 02.02 in FoMu Antwerpen.