Zes jaar geleden beschreef Hannes Coudeneys in Ugly Belgian Houses de staat van de Belgische architectuur. In de opvolger is de houding van de auteur veranderd, constateert WIDO SMEETS. ‘Mijn kwaadheid is omgeslagen in liefde voor de chaos’.
‘Zesduizend vijfhonderd architecten in ons land die zorgen voor zesduizend vijfhonderd verschillende stijlen in datzelfde land: de fermette, de haciënda, de modernistische woning, de postmodernistische woning, de pastoriewoning…. Ik kan nog wel even doorgaan. En daarnaast de eigenaar die soms iets verbouwt, soms iets afbreekt en soms iets toevoegt. Dat zorgt voor huizen die vallen onder de ontzettend leuke term brick-a-baraque – uit de koker van architectuurjournalist Thijs Demeulemeester.’
Tien jaar geleden begon Hannes Coudeneys met de website Ugly Belgian Houses. Tot zijn verrassing had het platform in korte tijd cultstatus; vier jaar later was er het gelijknamige boek waarin al die lelijkheid werd gebundeld, in 2019 gevolgd door de wekelijkse tv-rubriek Hannes zegt sorry. De auteur belde daarin aan bij de lelijke woningen die hij op zijn website had gezet. En, het is kennelijk niet genoeg, is er ook nog het YouTube-kanaal Hannes vlogt.
De fysieke ontmoetingen met de bewoners van lelijke huizen deden zijn kwaadheid omslaan in liefde, zegt Coudeys in het net verschenen boek More Ugly Belgian ‘liefde voor de chaos die in ons kleine land heerst.’
Net als het surrealisme zitten lelijke huizen in het Belgische DNA.
Intussen is het begrip ‘lelijke huizen’ een wereldwijde categorie geworden. Op het internet zijn tientallen afgeleide Ugly-Houses-accounts te vinden, al blijft de oorsprong onmiskenbaar Belgisch. Net als het surrealisme zitten lelijke huizen in het Belgische DNA, zegt Coudeys, ‘ze zijn de meme van ons land. Ze blijven zichzelf telkens opnieuw opvolgen.’
Hannes Coudeys (Torhout, 1982) is architect noch architectuurkenner. Hij omschrijft zichzelf als ervaringsdeskundige. Jarenlang fietste hij naar school langs zo’n typische Vlaamse Steenweg, van Torhout naar Brugge en terug. Dan kun je er niet omheen, België bestaat uit rijwoningen, fermettes, parkings, doe-het-zelfzaken, matrassenwinkels, kerkhoven, haciënda’s, piramides, allemaal naast elkaar.
Eenmaal volwassen resulteerde die dagelijkse queeste niet alleen in de culthit #uglybelgianhouses, maar ook in stapels haatmail. Een waardeloze nietsnut is hij, Mr. Asshole, en een xenofoob. ‘Wat geeft u het recht om deze huizen lelijk te nomen?’ en ‘Hou je bezig met andere huizen, maar niet met dat van ons.’
De update van het boek kwam vooral voort uit het tv-programma. Coudeneys kwam ook eigenaren van lelijke huizen tegen die het niet erg vonden om op zijn site te staan met hun huis, en nu dus in het tweede boek. Hij draaide het adagium ‘over smaak valt niet te twisten’ als het ware om. Hij maakt de twist expliciet.
Om overzicht te houden heeft Coudeneys de lelijkheid gerubriceerd. Zo komt hij op het fenomeen van de blinde muur, in België de wachtmuur: de buitenmuur die wacht op een buurhuis dat nooit komt. Soms wacht zo’n muur wel dertig jaar op een buur, soms krijgt de nieuwe buurman een vergunning van een (half)vrijstaande woning en blijft de wachtmuur wachten tot het oneindige.
Als, net als het surrealisme, lelijke huizen tot het Belgische DNA horen, kunnen we dat wellicht ook zeggen van de melige humor waarmee Coudeys over de materie schrijft. Of is die constatering een typisch staaltje Hollands DNA? Wat onder de streep resteert is hoe dan ook een hilarisch boek, in beeld en tekst, waarin het genoeglijk toeven is.