De vijf jaar geleden overleden kunstenaar/politicus Nic. Tummers had een sociaal-utopische visie op de samenleving met gewaagde ideeën over de sociale geschiedenis. ‘De ontginning van de Limburgse steenkool is een voorbeeld van kolonisatie op eigen bodem.’ Eind 2022 bezocht ik het archief van kunstenaar en PvdA-politicus Nic. Tummers in Heerlen. Zijn dochter Tamira Tummers, die het archief beheert, ontving me in het Thermenmuseum, waar een deel van zijn nalatenschap is ondergebracht. Een deel, want dit minutieus opgebouwde en gecatalogeerde levenswerk...
is na de dood van Tummers versnipperd geraakt: van Maastricht tot Eindhoven tot Heerlen ligt het verspreid in verhuisdozen, archiefkasten en opslagruimtes. Bepaald geen ideale bewaarplaatsen, vindt ook dochter Tamira. Niet alleen met het oog op de raadpleegbaarheid en de duurzaamheid, ook vanwege het begrip van Tummers’ gedachtegoed is deze verkruimeling betreurenswaardig. Nic. Tummers (1928-2020) werkte zijn leven lang juist aan het zichtbaar maken van verborgen verbanden: tussen kapitalistische productiewijze en ruimtelijke ordening, tussen sociale werkelijkheid en artistieke vormen, tussen mijnstreekgeschiedenis en koloniale geschiedenis. Die samenhang is door die versnippering ontvlochten geraakt. De vaak verrassende dwarsverbanden zijn uitgewist en het springerige en speelse karakter van Tummers’ wijze van denken is daardoor gladgestreken. Dit oeuvre verdient te worden herontdekt omdat het een niet-orthodox marxisme te bieden heeft met een eigenzinnige interpretatie van de Limburgse steenkoolontginning. Deze ‘carboonkolonisatie’, een door Tummers gemunte term, was een verbond van koloniaal kapitaal, de liberale elite en de katholieke kerk, die in Limburg een repressieve mijnstaat tot stand brachten waarvan het model in de koloniën lag. Terwijl de liberale ideologie vooruitgang benadrukte, benoemde Tummers de doorwerking van het kolonialisme en de prijs daarvan. Nic. Tummers groeide op in een intellectueel katholiek milieu in Zuid-Limburg. Hij ontpopte zich tot multidisciplinair kunstenaar die zich vooral uitte in publicaties op het gebied van beeldende kunst, architectuur en ruimtelijke ordening. Daarbij had hij speciale aandacht voor zijn geboortegrond, de mijnstreek, waar hij zijn leven lang bleef wonen. Naast kunstenaar was hij daar vormingswerker en gaf in die hoedanigheid cursussen marxistische mijnstreekgeschiedenis aan de volkshogeschool in Valkenburg. Hij werd voorzitter van de gewestelijke PvdA en was van 1975 tot 1995 lid van de Eerste Kamer. Eerder dan marxist voelde hij zich ‘marxiaan’, zoals beeldend kunstenaar Constant (Nieuwenhuys), een van zijn geestverwanten, zichzelf al eens had genoemd. Net als Constant was hij bovenal een artistieke geest – maar wel een die doorkneed was in de fundamenten van het radicale politieke denken. >> Nic. Tummers ten tijde van het Perpetuum Mijnstreekfestival, 1969. foto Urias Nooteboom, Limburgs Dagblad Opgeleid als beeldhouwer trok Tummers begin jaren vijftig naar Parijs om onder Zadkine te studeren. In 1953 sloot hij zich, in reactie op de Slag bij Điện Biên Phủ en het Bisschoppelijk Mandement aan bij de PvdA. Het mandement verbood katholieken om zich bij socialistische organisaties aan te sluiten en was bedoeld om een wig te drijven tussen de katholieke en niet-confessionele arbeiders; de ‘rooien’ stonden in het conservatieve Limburg tot ver in de 20ste eeuw te boek als onruststokers. In een interview met het Limburgs Dagblad legde Tummers uit dat de Heerlense PvdA veel meer dan de ‘Hollandse’ PvdA marxistisch georiënteerd was, wat vooral te danken was aan Duitse intellectuele invloeden. Hoewel ook de Communistische Partij Nederland (CPN) hem het hof maakte, koos hij voor een partij waarmee verandering volgens hem het meeste kans maakte. Het duurde tot eind jaren zestig, met de opkomst van Provo en Nieuw Links, dat hij zich politiek begon te roeren, eerst als voorzitter van de Heerlense PvdA, later als Provinciale Statenlid en senator. Tot die tijd vormden vooral de kunsten voor hem het geëigende werkterrein. In 1955 behoorde Tummers tot de medeoprichters van de Liga Nieuw Beelden, een collectief van kunstenaars en architecten die streefden naar een versmelting van kunst en leven, met name de integratie van beeldende kunst in de architectuur. Dit was ook het ideaal geweest van de vooroorlogse avant-garde van De Stijl, waarvan de Liga als een voortzetting kan worden beschouwd. Maar anders dan De Stijl streefde de Liga naar een praktische realisatie van de idealen: de leefomgeving moest worden verbeterd en daarbij kon beeldende kunst van dienst zijn. In de Liga werd Tummers’ levenslange aandacht voor het grensgebied tussen kunsten, architectuur en sociale werkelijkheid verder gevoed, een grensgebied waarvoor hij later zijn eigen schaduwuniversiteit zou stichten. De Liga was het product van een tijd, bijna onvoorstelbaar in het verzakelijkte klimaat van vandaag, waarin visionaire ideeën het tij mee hadden. Hoewel niet al die ideeën het planningsstadium ontgroeiden of dat zelfs maar bereikten, was er te midden van de sterk restauratieve tendensen van de wederopbouw ook een breed gevoelde wens om een nieuwe synthese van kunst en leven tot stand te brengen. De economische groei, de mechanisering en automatisering, zo was de verwachting, zouden leiden tot meer vrije tijd. In die vrijgekomen tijd kon de nu echt op stoom gekomen naoorlogse samenleving zorgen voor een vergroting van de politieke en culturele democratie – op voorwaarde dat de relatie tot de leefomgeving er niet een van consumptie zou worden, maar de creatieve bevrijding van allen zou opleveren. Radicale modernisten probeerden een verbond aan te gaan met de politiek, die na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog op zoek was naar een nieuwe legitimatie. Tegen die achtergrond kun je het werk van Tummers plaatsen. Het zou anders lopen. De radicale moderniteit verschaalde tot een onopvallend, geruisloos ‘modernisme van de alledaagsheid’ dat opging in het gewone leven en versmolt met de technocratische planning van bovenaf die het juist wilde tegengaan. De kloof tussen het dagelijks leven en kunst werd groter in plaats van kleiner. De kunst dreef door de toenemende welvaart weg van maatschappelijke thema’s. De politieke koers lag muurvast, zou Tummers eind jaren 60 vaststellen, er kon hoogstens nog wat worden bijgestuurd of verfraaid. Een grotere maatschappelijke rol was voor kunst niet langer weggelegd. Zijn woonhuis aan de Schoolstraat in Heerlen transformeerde tot een levend, groeiend en zich vertakkend centrum voor anders denken, anders bouwen en anders leven Toch zag Tummers nieuwe hoop gloren. In het tijdschrift Ter Elfder Ure stelde Tummers dat de eerste avant-garde was verslagen met het neerslaan van de Parijse Commune in 1871. De tweede, actief in het interbellum, bereikte hoogstens een culturele revolutie maar niet de beoogde maatschappelijke transformatie. Het wilde volgens Tummers niet zeggen dat er geen verandering mogelijk was – al zou die niet voortkomen door de tegenstander in slagorde tegemoet te treden maar door ondergronds te opereren, als een guerrilla. In die omgeving school voor Tummers ook een voorbeeld voor scheppende arbeid: ‘In plaats dat arbeiders de kunstenaar volgen, zullen de proletaroïde intelligentsia de arbeider moeten stuwen om in zijn bedrijf, op basis van een goede maatschappijkritische opleiding, mee te bepalen welke goederen geproduceerd zullen gaan worden. In die activiteit, in die opgave ligt de sleutel voor de mogelijkheid tot veranderingen.’ Niet een gestabiliseerde burgerlijke kunst, maar collectieve creativiteit was voor hem de horizon. Zo bleef hij zich ook na het verlopen van het hoogmodernistische tij inzetten voor het idee dat creativiteit bovenal een collectieve vaardigheid was. Al deed hij dat nu niet meer met traditionele beeldende middelen, zoals in de Liga Nieuwe Beelden, maar door middel van acties en het publiceren van informatie en documentatie. Zo richtte hij met Constant, bij wiens speculatieve stedenbouwkundige project New Babylon hij nauw was betrokken, de Universiteit van de Socio-Ruimte op (U.-S.R.). Als New Babylon het speelterrein van de toekomstige homo ludens was, dan was de U.-S.R. een documentatiecentrum dat op een nieuwe manier werkzaam wilde zijn op het gebied van de theorie en praktijk van stedenbouw en architectuur. De kloof tussen ruimtelijke planning, beeldende kunsten en de sociale werkelijkheid moest door de activiteiten van dit centrum worden overbrugd. Zijn woonhuis aan de Schoolstraat in Heerlen transformeerde tot een levend, groeiend en zich vertakkend centrum voor anders denken, anders bouwen en anders leven in verleden, heden en vooral ook de toekomst. Een andere rode draad in het werk van Tummers is de vernieuwende benadering van de sociale geschiedenis. Het hoogtepunt daarvan is zijn brochure Carboonkolonisatie (1974) waarin hij de geschiedenis van de mijnbouw in Zuid-Limburg analyseert, met aandacht voor de samenhang tussen industrialisering, ruimtelijke ordening, katholieke moderniteit, repressie, arbeidersbeweging, kolonialisme en steenkoolontginning. Het is een volstrekt origineel werkstuk met een gewaagde stelling: de ontginning van de Limburgse steenkool is een voorbeeld van kolonisatie op eigen bodem. Oud-kolonialen die in Nederlands-Indië hadden meegewerkt aan de exploitatie van delfstoffen, hielpen in Zuid-Limburg mee met de industrialisatie door spoorwegen aan te leggen en mijnen te bouwen. Plantagebezitters en directeuren van gouvernementele bedrijven in voormalig Nederlands-Indië werden mijndirecteuren of hadden zitting in het staatstoezicht op de mijnen. Deze liberale elite van de carboonkolonisatie sloot een verbond met de katholieke kerk in de mijnstreek; op de hiërarchie van de standenmentaliteit en het geloof werd ook de gezagsverhouding tussen arbeiders en patroons geënt. Dit uitte zich ook in de volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Terwille van de hiërarchie van de standen werden de woonwijken voor de mijnwerkers, de zogenaamde koloniën, los van de stedelijke centra gebouwd. De wijken keken uit op de kerk en op de mijn. De mijnwerkers kregen huisjes met tuintjes en een hok voor kleinvee die hen verbond met de agrarische en feodale structuren waar ze uit waren voortgekomen. >> Nic. Tummers, Bewerkte zwart-wit foto van een bruinkoolgroeve (1969) Om proletarisering tegen te gaan waren steden taboe en genoten tuindorpen de voorkeur. Saillant is ook dat de villa’s van de mijndirecteuren niet uitkwamen op de straat, maar hun ingang op het terrein van de mijnen zelf hadden. Ze vielen daardoor niet onder de publieke ruimte, maar maakten deel uit van het bedrijfsterrein. Oproerige arbeiders zouden daarom onder het gezag van de mijnpolitie vallen, waardoor verzet vroeg de kop in kon worden gedrukt. Zuid-Limburg was ruim zeventig jaar een katholieke mijnstaat, waarin kerk en kapitaal nauw verweven waren en waarin het socialisme er slechts moeizaam voet aan de grond kreeg. Maar wanneer het gebeurde, had het ook een radicaal karakter, zoals Tummers’ werk laat zien. Carboonkolonisatie werd gepubliceerd toen de sluiting van de mijnen haar beslag kreeg: in 1974. Tummers ijverde voor de komst van een instituut voor sociale wetenschappen naar Heerlen om de verwerking van de mijngeschiedenis vorm te geven. Hij gaf hieraan de voorrang boven het medisch-industriële en chemisch-industriële complex (DSM, voortgekomen uit de voormalige Nederlandse Staatsmijnen) dat na de sluiting van de mijnen vorm kreeg,maar weinig te bieden had aan de mensen die hun leven hadden zien instorten na de mijnsluitingen. Uiteindelijk zou Maastricht, de stad van de ‘Limbourgeoisie’, de nieuwe medische universiteit huisvesten. >> Nic. Tummers, Karboonkolonisatie. Collage-affiche, plm 1970 Hoewel het universitaire ziekenhuis gezien zijn ommeland uniek gepositioneerd was om de sociale, medische en psychische gevolgen van zeventig jaar mijnarbeid te behandelen, zou hiervan niets terechtkomen. Een sociaalwetenschappelijk centrum kwam er evenmin. Het Mijnmuseum dat wel in Heerlen kwam omschreef Tummers als ‘ondernemerskitsch’ waarin de actuele sociale geschiedenis, die behalve een verhaal van gemeenschapszin ook een verhaal van strijd, schade en onderdrukking was, werd opgeofferd aan een liberale vooruitgangsideologie, die een sentiment van nostalgische vervreemding voedde in plaats van kennis van de daadwerkelijke geschiedenis te stimuleren. De herstructurering van Limburg, met haar kapitaal- en kennisvlucht en bijgevolg georganiseerde verwaarlozing, kan zo als waarschuwing dienen voor de afwikkeling van de schade door de exploitatie van de gasvelden in Groningen. Om te voorkomen dat die provincie hetzelfde lot wacht als Limburg moeten de adviezen en analyses in Carboonkolonisatie ter harte worden genomen. De horizontale visie op Nederland die erin naar voren komt, waarin van ‘periferie’ naar ‘periferie’ gesprongen wordt, vervangt het verticale model van de liberale geschiedschrijving die vooruitgang in plaats van schade ziet. We kunnen de analyse in Carboonkolonisatie ook moeiteloos uitbreiden naar ons koloniale verleden en heden in bijvoorbeeld Curaçao, dat door Nederland buiten alle klimaatverdragen wordt gehouden om te voorkomen dat de belangen in het Caraïbisch gebied worden bedreigd. De opgave voor links in Nederland is groot. De versmelting van bedrijfs- en staatsbelangen die de gezondheid van de Nederlandse bevolking aantasten moeten worden ontvlochten; er dienen antwoorden te worden geformuleerd op een falende energie- en klimaattransitie en op de gebrekkige (her)verdeling van middelen en macht. Leven en werk van Nic. Tummers kunnen daarbij een gids zijn, omdat hij als een van de weinigen een geïntegreerde en totale visie op de Nederlandse maatschappij ontwierp. Een inzichtelijk, in zijn oorspronkelijke samenhang bij elkaar gebracht archief van Tummers kan van grote steun zijn voor de huidige en toekomstige generaties die anders willen leven, denken en bouwen. Dit is een aangepaste versie van een artikel van Frank Keizer dat eerder verscheen in Jacobin Nederland en Geroffel, de online uitgave van de Universiteit van de Socio-Ruimte. tummersusr.org

Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!