In de inleiding van haar recent verschenen boek Vieren van vrede herinnert de filosofe Lotte Jensen ons er nog eens aan hoe zeer de mens geneigd is tot oorlog. Zelfs de vredesakkoorden die in de loop der eeuwen werden gesloten, zijn eigenlijk verpakte oorlogsverklaringen. “Er staat namelijk altijd wel een compromis in dat voor een van beide partijen ongunstig uitpakt; de wonden zullen dooretteren en onherroepelijk tot een schending van het verdrag leiden.”
De neiging tot oorlogsvoeren zit ook diep verankerd in de individuele mens. Van riddertoernooien tot schaken, van voetbal tot war games, mensen hebben de neiging om met elkaar in gevecht te gaan. Met dien verstande dat het ene gevecht het andere niet is. Bettine Vriesekoop zei ooit dat een oorlog nog altijd beter achter een pingpongtafel gevoerd kan worden dan op het slagveld.
De verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau ging op zoek naar de ratio achter dat gedrag; hij meende dat de ellende is begonnen toen iemand een hekwerk plaatste om een gebied dat hij voortaan als het zijne beschouwde. Het is maar een deel van het verhaal; feit is dat vervolgens ook groepen mensen aan landjepik gingen doen. Vanaf de 19e eeuw verschansten de nieuwe natiestaten zich achter al dan niet met elkaar afgesproken grenzen. Bedoeld als een garantie voor vrede zijn die grenzen, nog steeds, regelmatig reden tot oorlog.
Het thema van de Maand van de Geschiedenis, traditioneel in oktober, is dit jaar ‘Grenzen’. Voor dit nummer van Zuiderlucht hebben we drie schrijvers gevraagd daar hun gedachten over te laten gaan, en zich daarbij niet te beperken tot de staatkundige benadering ervan.
Marente de Moor ontdekte op de Eperheide een verdwaalde Belgische grenspaal als relikwie uit vervlogen tijden; in Rusland daarentegen, zo’n beetje haar tweede vaderland, wordt er helemaal niet gegrinnikt om een grenspaal, ook al staat die in het ijzig koude niemandsland bij de Noordpool, aan de grens met Noorwegen.
A.H.J. Dautzenberg tast de grenzen af in de relatie tussen man en vrouw, daar gaat het een stuk subtieler aan toe dan wanneer Poetin de Krim binnenvalt, of Oekraïne.
Alma Mathijsen ten slotte beschrijft haar ervaringen in een Amsterdamse gaarkeuken, op (of over) de grens van onze verzorgingsstaat. Er is geen douane, er staan geen hekken, er liggen geen rollen prikkeldraad. Wie eroverheen gaat, belandt in een gebied waar (bijna) niemand zich verantwoordelijk voor voelt.
Ook de voor fotografie gereserveerde spread-pagina’s in deze ZL gaan over grenzen, in dit geval gesloten grenzen. De jonge Maastrichtse fotograaf Sem Shayne trok naar het grootste vluchtelingenkamp van Europa, bij Calais en maakte er een indringende reportage die hij – veelzeggend – Calaisfornia noemde.
Verder in dit nummer een reportage over het gerestaureerde Kaiser Wilhelm Museum in Krefeld, een portret van de kunstverzamelaars van Art21 en de culturele voorkeuren van David Deprez, directeur van de net naar een prachtige nieuwe locatie verkaste Lumière Cinema in Maastricht. Van de overige items pik ik er kortheidshalve ééntje uit: de ZL-boekentoptien, die duidelijk maakt hoezeer onze boekenconsumptie wordt bepaald door de televisie. En dat mensen over de grens, in Vlaanderen, weliswaar dezelfde taal spreken maar heel andere boeken lezen. Komt vast ook door de televisie.
WIDO SMEETS
hoofdredacteur
w.smeets@zuiderlucht.eu