Piet Menu wilde bij Het Zuidelijk Toneel de dingen anders doen, het theaterlandschap veranderen. Of het is gelukt, wilde DIETER VAN DEN BERGH weten. ‘Ons publiek is verdubbeld, en er werd meer geschreven over ons dan vroeger.’
Hij woont al jaren met zijn partner en drie jonge kinderen in Antwerpen, het is pas de laatste tijd dat Piet Menu dat ook zo voelt. ‘Het was een klein wereldje. Je brengt de kinderen naar school, gaat naar je werk, haalt ze op. Je gaat naar de speeltuin en de winkel. Nu ik een nieuwe job heb hier in de stad, kijk ik anders naar mijn woonomgeving. Ik zie meer mogelijkheden.’
Piet Menu (Roesbrugge, 1977) leidde eerder het Huis van Bourgondië in Maastricht, de Brakke Grond in Amsterdam, Festival Cement in Den Bosch en, de afgelopen acht jaar, Het Zuidelijk Toneel in Tilburg. Volgende maand begint hij als directeur van het conservatorium in Antwerpen. ‘Dat ik de theaterwereld verlaat, is puur egoïsme’ zegt hij over die switch. ‘Ik wil mijn waarde ook eens buiten de sector bevragen.’
Je haalde in Tilburg veel Vlaamse makers binnen, zoals Berlin, Kris Verdonck, BOG. en filosoof Stefaan Van Brabandt. Je laat een vervlaamst HZT achter. Ook je opvolgster, Sarah Moeremans, is Vlaams.
‘De Vlaamse connectie is een logische keuze in de HZT-traditie. Ivo van Hove werkte al met Vlamingen, en trok de grens over. Zet een passerpunt op Tilburg. Wat gebeurt er op een uur rijden? Je kunt veel van elkaar leren. Nergens in de wereld in een gebied met dezelfde taal zijn de verschillen zo groot. In Nederland moet alles kloppen, in Vlaanderen moet alles werken. Er is meer ruimte voor dat wat niet logisch is. En ja, ik ben ook gewoon zakelijk: je krijgt er een nieuwe markt bij.”
Sinds je komst is het aantal HZT-voorstellingen enorm opgevoerd. De komende twee weken staan er zes verschillende stukken op de agenda, van Amsterdam tot Gent. Niet wat veel? Té veel?
‘Ja, dat zijn er te veel. Maar je kijkt nu naar een extreme periode. Dat is ook de nasleep van corona. Producties bleven liggen en lopen nu door elkaar. Het was ook een gewetensprobleem: producties die al twee jaar op de plank liggen, maar net voor of na de première zijn gestopt, wat doen we daarmee?’
Legde je de lat niet te hoog, wat soms ook een wissel op de organisatie trok?
‘Er kwamen veel meer producties, dat klopt. Maar ik heb nu eenmaal de neiging om overal waar ik kom meer te gaan samenwerken. Omdat ik ook zakelijk denk: het betekent dat je meer kunt met hetzelfde bedrag. Bovendien wil ik dat het publiek aan zijn trekken komt en zoveel mogelijk verschillende dingen krijgt voorgeschoteld.’
’Gaan we vanavond Netflixen, een boek lezen, een wandeling maken of naar het theater?’
Hoe ziet theater er idealiter uit?
‘In mijn ideale wereld is het een vast onderdeel van het bestaan, een dagelijkse behoefte. Gaan we vanavond Netflixen, een boek lezen, een wandeling maken, of naar het theater? Theater gaat over herkenning. En dat je iets leert over jezelf. Daarnaast wil je verrast worden. Jetse Batelaan van Artemis kan dat enorm goed. De kinderen die opkomen aan het einde van zijn Hoe de grote mensen weggingen en wat er daarna gebeurde. Of het publiek dat elkaar niet ziet in Whatever happened to Mr Pete? van Sarah Moeremans. De sneeuwvlokjes die maar blijven komen bij Conversations van Kris Verdonck. Je krijgt een ervaring mee die je over tien jaar nog kunt herinneren. Zelfs al heb je je zwaar geïrriteerd.’
Is het niet frustrerend dat een bejubelde grotezaalvoorstelling zoals Het Verhaal van het Verhaal van Artemis maar 200 bezoekers trekt?
‘Natuurlijk wil je liever een volle zaal. Maar het betekent niet dat je zulke wat abstracte voorstellingen dan maar niet moet maken. Een gegarandeerde succesvoorstelling interesseert me niet. Ik wil de artistieke risico’s blijven nemen. Neem Shut up and play with me van Sarah Moeremans. Twee mensen spelen met borstels, stokken, elastieken en lampen. Een uur lang, tot de kookwekker afgaat. Enorm toegankelijk toneel, en tegelijk radicaal.’

Piet Menu: ‘Ik wil artistieke risico’s nemen, maar er is te veel angst aanwezig om het anders te doen.’ foto John van Hamond
Theatermaakster Daria Bukvić schreef in ZOUT dat schouwburgen kampen met een ‘hardnekkige bekaktheid’, en dat als je écht vindt dat theater voor iedereen is je een radicaal andere sfeer moet creëren.
‘Het mag radicaler ja. En ook wat mij betreft wordt de sfeer meer casual en gaan die keurig verklede zaalwachten eruit, het pluche, en wat al niet meer. Of denk aan een gezamenlijke maaltijd in een schouwburg, een boerenmarkt of een skatebaan. Stel het theater meer open. Maar op het toneel hoeft niet alles opgeleukt te worden, je moet je publiek serieus blijven nemen. Maar met ‘radicaal’ bedoel ik eigenlijk iets anders: het verdienmodel moet anders. De economische realiteit waarin schouwburgen volle zalen moeten hebben om de bakstenen terug te verdienen bij de gemeente. Dat lukt je eerder met cabaret en musicals dan met ons. Er moet meer gesproken worden over de functie die wij als gesubsidieerd theater vervullen.’
Betekent dat dat je in Tilburg niet bent geslaagd in je opzet?
‘Nee. Wij bieden iets anders, voegen wel degelijk iets toe, maken ook voorstellingen over filosofie, democratie, armoede, eenzaamheid, waar mensen anders nooit voor naar het theater waren gekomen. Voor hen is theater een middel om iets te leren. We streven ook naar meer diversiteit. Daar slagen we in. Ik wil geen grote borstklopper zijn, maar ook de cijfers spreken in mijn voordeel: ons publiek is verdubbeld, sommige jaren zelfs verdriedubbeld, en er werd meer geschreven over ons dan vroeger. Maar dan nog wordt er gezegd: “Het valt wat tegen qua publiek.” Er zitten weeffouten in het Nederlandse systeem, dat heb ik niet kunnen veranderen. Ik wil artistieke risico’s nemen, maar er is te veel angst aanwezig om het anders te doen.’
‘Aan een curator van een tentoonstelling van Mark Rothko vraag je ook niet wat zijn inbreng is bij elk schilderij’
(On)veiligheid op de werkvloer is erg actueel, ook in het theater. Heb jij in deze context wel eens aan jezelf getwijfeld?
‘Ja. Ik heb zeker niet alles goed gedaan, en ook mensen gebruuskeerd en gefrustreerd. Zeker in de beginjaren toen er veel op me afkwam. Vooral door niet te weten hoe het moet, leidinggeven. Ik heb het ook door de jaren heen geleerd, door cursussen en boeken lezen. Bijna niemand leert het. Ik praat het niet goed, maar het zijn verzachtende omstandigheden. Het is goed dat er over veiligheid gesproken wordt, maar bewustwording is niet genoeg. Nu moet het geïncorporeerd worden, en dat vraagt tijd en oefening.’
Wat ga je missen?
‘Het magische gesprek met een theatermaker waarin we samen van een vaag plan een solide voorstelling bedenken. De eerste doorloop van een voorstelling. Een brij van drie uur ongeordend materiaal. Het is mijn job om er structuur in helpen aan te brengen. Het leukste gevoel dat er bestaat, een intellectueel genot. Het publiek dat reageert op dat wat je had gehoopt. Het samenzijn in de zaal waarin alles die ene avond, alleen maar die ene avond, met die mensen had kunnen plaatsvinden.’
Wat ga je niet missen?
‘De constante kritiek dat ik geen regisserend artistiek leider ben, vooral uit de fondsenwereld, en wat dan precies mijn inbreng is bij de producties. Vind ik absurd. Het gaat om identiteit en herkenbaarheid. Aan een curator van een tentoonstelling van Mark Rothko vraag je ook niet wat zijn inbreng is bij elk schilderij. Ik ga weg voordat ik hier écht gefrustreerd over kan raken. Premières ga ik evenmin missen. Mijn rit is dan al uitgespeeld, ben alweer bezig met het volgende. Ik weet me op die momenten ook nooit goed houding te geven. En vooral: dat ik straks niet meer werkmatig in een theater hoef te zitten.’