Op een houten bank zaten we, rechtop, rug tegen de muur. Een meisje van een jaar of tien, blonde paardenstaart, ruime witte zomerjurk met blauwe polka dots, zachtroze sneakers, en ik. In de gereguleerde koelte van het museum keken we naar de video The Playing Creature van Morena Bamberger.
De op een laken geprojecteerde film geeft een inkijk in het innerlijke universum van Bamberger, een jonge Sinti-kunstenares. Het meisje lijkt versteend, geobsedeerd door wat ze ziet.
Even later komt haar moeder. Ze gebaart haar dochter om mee te gaan. Ze moeten verder. Tien seconden later is ze terug op de bank. De rug gerecht, haar ogen klevend aan het scherm. Ook de moeder maakt haar rentree, nu is het menens. We moeten door!
Drie dagen later ben ik er opnieuw, voor een review. Het is minder druk nu, er schuifelt een oude man voorbij, in de tachtig, wandelstok, bretels. Hij gaat naast me zitten en kijkt mee. Voor even toch. Dan komt zijn vrouw, ze knikt met haar hoofd, kom, we moeten verder.
In haar onbevangenheid raakte het meisje van tien met de polka dots, daar op dat bankje in het museum, elk benul van tijd en plaats kwijt. De man van tachtig deed een vergeefse poging. Beiden werden teruggeroepen
Arjen van Veelen schreef in NRC een essay over hoe de leegte van de zomer mensen uit hun ritme haalt. ‘De zomer: een complot van het grootkapitaal om ons te laten smeken dat we de rest van het jaar in het hamsterrad mogen: die ratrace was zo gek nog niet, ik mis mijn kooitje zo!’
‘Hoe vaak heeft ú de afgelopen jaren genoten van de lach van Wilders, Orbán, Musk, Poetin, Le Pen, de Trump-clan?’
De leegte van déze zomer liet zich goed vullen door de Olympische Spelen. De opluchting dat we voor een paar weken af waren van de zich opeenhopende ellende en de doemdenkerij die er het gevolg van is, stroomde als een verkoelende bries over het land.
Één internationaal relletje konden de media nog meepikken. De dekselse Fransen hadden de euvele moed om bij de openingsceremonie een lans te breken voor democratische waarden als vrijheid van kunst, creativiteit, religie en liefde, culminerend in een lhbtqi+-tableau waarin komiek Philippe Katerine de drinkebroer Dionysus speelde, in gezelschap van zijn goddelijke collega’s op de Olympus.
Van Geert Wilders tot Viktor Orbán, van Elon Musk tot Donald Trump jr. en de rest van de rechtse kerk sprak er schande van; zoals bekend zijn ze daar niet zo van de vrijheid. De Franse opzet om de rechtse voorgangers in al hun grimmige humorloosheid uit de tent te lokken was geslaagd.
Vroeger hadden we de absurdistische Britse humor van Monty Python’s Flying Circus – de zingende Philippe Katerine doet me denken aan Eric Idle. Maar Monty Python liet, zo meen ik me te herinneren, zowel links als rechts lachen. Dat waren nog eens tijden.
Daarna won de dooddoener terrein dat je voor humor niet bij links maar bij rechts moest zijn: niet bij de drammers van de PvdA, maar bij de blauwe blazers van de VVD. Die hadden de lach aan hun kont hangen. Maar de humor van rechts is niet meer wat ‘ie geweest is. Het lijkt een vraag voor bij de Slimste Mens: Hoe vaak heeft ú de afgelopen jaren genoten van de bevrijdende lach van Wilders, Orbán, Musk, Poetin, Le Pen, de Trump-clan?
WIDO SMEETS
hoofdredacteur