Met drie voorstellingen in één seizoen zet theaterrevelatie Benjamin Abel Meirhaeghe de toon in Vlaanderen. Door zijn nominatie voor de Ontwerpprijs Decor bij het Nederlands Theaterfestival is nu ook Nederland hem op het spoor. ‘Dat aan het einde van een voorstelling de hartslagen van de bezoekers samenvallen, dat is voor mij theater.’ Maar liefst drie voorstellingen van Benjamin Abel Meirhaeghe gaan komend seizoen in het Antwerpse stadstheater Toneelhuis in première. Toch stond het niet in de sterren geschreven dat Meirhaeghe (Eine,...
1995) zo snel tot de top van het Vlaamse theater zou doorstoten. Met een fabrieksarbeider als vader en een secretaresse als moeder groeide Meirhaeghe niet op in een artistieke omgeving. Op school wilde het ook al niet vlotten – tot een leerkracht hem met zijn kenmerkende ijle zangstem het brandalarm hoorde nabootsen. Hij vroeg hem Schuberts Ave Maria te zingen. De passie voor klassieke muziek was geboren en zou niet meer uitdoven. Benjamin Abel Meirhaeghe: ‘Ik wil in mijn voorstellingen een centrifuge van tijd creëren waarin heden, verleden en toekomst door elkaar lopen.’ foto Marleen Daniëls Op de Toneelacademie in Maastricht leerde hij zijn latere geliefde en, in zijn eigen woorden, muze Emiel Vandenberghe kennen. Als balletdanser verdiepte hij zijn kennis van de klassieke muziek én het leven; samen speelden ze in 2018 in zijn afstudeervoorstelling The Ballet. De kruisbestuiving van verschillende kunstvormen is nog steeds vast onderdeel van zijn werk; twee jaar later bracht hij in A Revue (2020) alles samen wat hij in zijn nog jonge bestaan gezien, gehoord en gevoeld had. De voorstelling werd een groot succes, en bracht hem tot in Parijs en Duitsland; uitnodigingen van de Volksbühne in Berlijn en het Schauspielhaus Bochum volgden snel. Het Toneelhuis in Antwerpen haalde hem binnen, hij kreeg er de ruimte om zijn theaterexperimenten voort te zetten met andere en nieuwe middelen. Zijn laatste wapenfeit, de monoloog Mantike (2025), week door het gebruik van een avondvullende tekst af van zijn eerdere werk. Het stuk, over het behouden van hoop in een tijd van mondiale crises en dystopische technologische ontwikkelingen, leverde hem vorige maand een nominatie op voor de ontwerpprijs Decor van het Gala van Het Nederlandse Theater. Meirhaeghe is ook druk met muziekprojecten. Samen met de IJslander Valgeir Sigurðsson en de Vlaamse Elisabeth Klinck vormt hij de groep Isabelle Lewis, goed voor atmosferische muziek waarin klassiek, electronica en opera samenkomen. In een recensie werd je recentelijk een operavernieuwer genoemd. Waarom trekt opera je zo aan? ‘Eigenlijk zouden ze in plaats van opera klassieke muziek moeten zeggen. Wanneer ik in OperaBalletVlaanderen werk, zijn ze altijd heel streng over de definitie van opera. Daar wil ik eigenlijk net tegenin gaan. Ik wil die kunstvormen weer levend maken. Geen klassieke stukken spelen zoals vijfhonderd jaar geleden. Maar ze spelen vanuit het nu. Wat kan die kunstvorm in deze tijd betekenen?’ ‘Ik probeer voorstellingen te maken waar ook mijn ouders iets in kunnen zien’ Misschien was het omdat je als een buitenstaander naar opera kijkt? ‘Het is niet zo dat ik tijdens mijn jeugd niet met kunst en cultuur in contact kwam, maar ik probeer inderdaad voorstellingen te maken waar ook mijn ouders iets in kunnen zien. Ik bekijk en bespeel graag de codes van het theater. Theater is voor mij een ritueel. Zoals ook het applaus dat is, en het optrekken en neerlaten van het doek. Met die zaken speel ik graag en dat is wellicht het gevolg van mijn status als alien, zoals ik het graag noem.’ De aliens bevinden zich in Meirhaeghes werk ook op de scène. Zijn voorstellingen bieden onderdak aan zangers die dansen en dansers die zingen. Figuren die zich tussen twee of meer disciplines ophouden, maar ook tussen verschillende werelden, geslachten en generaties. ‘Ik probeer in mijn voorstellingen een centrifuge van tijd te creëren waarin heden, verleden en toekomst door elkaar heen lopen. Dus ook in de cast. Dat ik dansers laat zingen en omgekeerd, is voor mij een manier om een andere manier van virtuositeit te zoeken. Bij veel voorstellingen ligt de focus op techniek: zet je keel zo en probeer die hoge noot te zingen. Mij raakt dat niet. Bij iemand die niet kan zingen en het toch probeert, gebeurt dat vaak wel. Zo probeer ik de codes telkens weer in vraag stellen. Het leukste aan mijn eigen werk vind ik dat, als het lukt, de toeschouwer getuige is van een groep die zich verzamelt. Zo zijn dans en zang ook ooit ontstaan. Mensen die samenkomen. Een gemeenschap die zich daar omheen vormt.’ Je hebt het veel over samenwerking als een soort utopisch ideaal. Toch zijn je voorstellingen allesbehalve harmonisch. Het botst en schuurt, je schuwt de frictie niet. ‘Frictie is een woord waar ik veel van hou. Zoals theatermaakster Sophia Rodriguez me zei: “Door frictie wordt warmte gecreëerd en zo ontstaat vuur.” Ik incorporeer dus ook veel frictie in het maakproces. Door alles in vraag te stellen en mensen uit te dagen. Soms gaat dit te ver, bijvoorbeeld tussen de performers, en dan mislukt het. Maar het is zoals in het leven. Daar blijf je ook altijd op zoek en blijf je ook altijd met de dingen worstelen. Soms levert dat iets op, maar vaak ook niet.’ Theater en leven lijken bij Meirhaeghe vaak door elkaar te lopen. Over de breuk met zijn muze Emiel Vandenberghe maakte hij de nogal hermetische voorstelling Ode To a Love Lost, waarna hij zich weer meer openstelde naar de wereld. Wanneer ik hem spreek is dat tijdens de pauze van een repetitie voor een nieuw stuk waarin hij gebruik maakt van het aloude Spaanse muzikale motief la folia. En zie, de danser met wie hij daar repeteert is Emiel Vandenberghe, de geliefde die dan toch niet zo verloren leek. A Rite of Spring. foto Charlie De Keersmaecker Hoe verhoud je je tot het verleden in je voorstellingen? ‘Ik probeer altijd te kijken naar wat er is overgebleven, en wat ik daar nu nog mee kan doen. De kunstgeschiedenis bestaat voor mij uit ruïnes. Zoals ook de Notre Dame dat had kunnen blijven. In plaats van de kerk na de brand te restaureren, hadden ze haar als ruïne kunnen behouden. Want nu zeggen ze eigenlijk, dit moet voor altijd zo blijven. Terwijl ik juist wil kijken hoe we met het verleden vanuit het heden kunnen onderhandelen. Theater dat niets in vraag stelt en alleen het heden in stand houdt, interesseert mij niet. Daarvoor is theater niet bedoeld. De dingen moeten door onze handen gaan.’ Wat bedoel je daarmee? ‘Voor mijn volgende voorstelling Chapters of Celebration nodig ik zes choreografen uit die een dans van tien minuten gaan maken op het thema van la folia, dat al sinds de 15de eeuw door honderden componisten werd gebruikt en bewerkt. De voorstelling wordt een soort estafettevoorstelling. Hopelijk een energieke voorstelling, op heavy barok muziek. We gaan het verleden weer tot leven wekken.’ Wil je in je voorstelling, gezien de titel, dit verleden ook vieren? ‘Het vieren is wat er in het heden gebeurd. Op scène. Zeker in tijden van crisis is het feest een vorm van protest, ook. Het heeft een politieke lading in de vorm van verbinding. Ook voor het publiek. Het mooiste aan theater is dat je een zaal met 900 mensen hebt die elk vanuit een ander perspectief naar hetzelfde kijken. Bij een goede voorstelling vallen aan het einde de hartslagen van al die mensen samen. Er is onderzoek naar gedaan; hun harten kloppen op hetzelfde ritme. Dat is voor mij theater.’ Drie voorstellingen van Benjamin Abel Meirhaeghe in het seizoen 2025-26: Chapters of Celebration, op 13 en 14.11 in De Singel in Antwerpen. A Rite of Spring (samen met Opera Ballet Vlaanderen), op 11, 12, 13 en 15.03 in Toneelhuis Antwerpen. Give Up Old Ghosts, op 22, 24 en 25.04 in Toneelhuis Antwerpen.
Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of
klik hier als u het wil worden.
Zout bestaat dankzij lezers zoals u. In 2025 zoeken wij 1200 abonnees. Sluit u nu aan!