Hij werd wereldberoemd met zijn meubels van sloophout. In alles wat hij doet, zoekt Piet Hein Eek naar directheid, met het materiaal zelf als uitgangspunt. Over chaos, opera en jampotjes. opgetekend door Annemarie Staaks
“Ga zitten, hoor.” Op dat wiebelig ding in de hoek dan maar? Het kantoortje van Piet Hein Eek in de voormalige fabriekshal van Philips valt in de categorie: betreden op eigen risico. Zijn bureau is bezaaid met briefjes, boeken, slijpsel, stanleymessen en ander creatief wapentuig… Hij is verdiept in zijn mailbox om zich even later breed grijnzend te excuseren: “Sorry. Zeg het maar.” Met mode en film heeft hij niks, aldus zijn medewerkster. Oh? “Ik kijk geen films. Ik vind ze saai en manipulatief en ik krijg continu het gevoel dat ze me lopen te vermaken. Verschrikkelijk.”
Boeken
“Ons feilbare denken van de psycholoog Daniel Kahneman is het beste boek dat ik ooit gelezen heb. Ik houd van waarheidsvinding. Kahneman laat op een verbluffende en sympathieke manier zien dat wat wij voor rationeel houden, helemaal niet rationeel is. Hij toont hoe slecht wij mensen zijn in het onderscheiden van ratio en intuïtie. We denken rationeel te handelen terwijl zoveel factoren onze beslissingen beïnvloeden. Zelf ben ik rationeel, maar ik geloof in chaos. We doen maar wat. Het is goed om je bewust te zijn van de complexiteit van factoren die onze keuzes beïnvloeden.”
Muziek
“Tot mijn studie luisterde ik vooral zwarte muziek: soul, funk, jazz, disco, Afrikaans… Ik had zo’n 2000 elpees, maar ik was het huis nog niet uit of ik jatte een klassieke plaat van mijn vader: Ich habe genug, een cantate van Bach. Die vind ik nog steeds prachtig. Mijn grote liefde is opera. Ik ging ervan houden tijdens een vlucht naar Japan in 2006 toen ik tien uur aan één stuk naar Tosca van Puccini luisterde. British Airways had een zeer beperkt entertainmentpakket en films kijk ik niet, dus werd het Tosca. Ik werd er totaal door gegrepen, zo mooi. Daarna kwam La sonnambula van Vincenzo Bellini. Een paar cantates kende ik al via Cecilia Bartoli en Juan Diego Flórez, twee zangers waar ik gek op ben. Toen mijn favoriete aria ook nog eens bleek te gaan over een brug bij een molen vlakbij een kasteel, dacht ik: wauw, het gaat over mijn plek. Ik heb namelijk in Frankrijk op precies zo’n plek een ruïne gekocht en opgeknapt. Verbijsterend, die gelijkenis.”
Zang
“Als ik kon zingen, was ik zanger geworden. Ik houd van de directheid ervan. In deze tijd komt bijna alles in bewerkte vorm tot ons. Zang is de meest pure manier om je creativiteit over te brengen. Er zit zelfs geen instrument tussen. Nu ik erover nadenk: directheid is een thema in mijn leven. Het liefst werk ik met dat wat er is, als een rechtstreeks doorgeefluik. We leven in een tijd dat mensen de wereld naar hun hand willen zetten, maar ik draai het liever om: ik dans naar de pijpen van de wereld.”
Kunst
“Hoewel ik zelf niet religieus ben, word ik telkens opnieuw betoverd door Christus aan het kruis van Velasquez. Het hangt in Museo Del Prado in Madrid. Er zijn ontelbaar veel schilderijen met dit thema, maar die van Velasquez… Het hele lijdensverhaal wordt zichtbaar in de kleuren. De huid van Jezus is zo teer, je kijkt bijna door die man heen. En van hedendaagse kunstenaars? Dan toch James Cauty. Ja, die van The KLF en de geldverbranding. Op zijn veertiende maakte Cauty al minutieus getekende posters voor The Hobbit. Die ongelooflijke precisie en toewijding zie je ook in zijn project A Riot in a Jam Jar. Dat zijn jampotjes met miniatuurtafereeltjes erin, allemaal handgemaakt. Als je ziet hoeveel poppetjes in zo’n potje zitten… De uitwerking is geniaal, de perfecte combinatie van maatschappijkritiek en humor.”
Architectuur
“Het Louisiana Museum in Kopenhagen is het beste gebouw dat ik ken. Ik ervaarde de kunst en de omgeving als geweldig, zonder een moment het gevoel te krijgen dat een architect zijn best had lopen doen. Wat wel zo is, natuurlijk. Geen idee wie de architect is trouwens, dat zegt al genoeg. Het is de ziekte van de architectuur: de wens om iets speciaals te bouwen, maakt dat bijna alles ruk is. De natuurlijkheid van het Louisiana maakte enorme indruk, alsof het gebouw organisch om me heen was gegroeid. Dat is toch het summum van creativiteit? Ogenschijnlijke eenvoud bereik je alleen, als je het ingewikkelde onder de knie hebt.”
Design
“Aan dit kleine Japanse sakeglaasje is niets ontworpen, maar wat mij betreft honderd procent geslaagd design. Het is van gerecycled glas, heel dun en toch sterk. Ze worden gemaakt in een klein fabriekje in Japan waar een man of vijf de hele dag rond een vuurtje zitten blazen. Net voor het klaar is, zuigen ze een beetje waardoor er hele kleine deukjes in de zijkant ontstaan. Daardoor passen ze perfect in je hand. Er zit niets bedachts aan en toch is het is perfect. De glaasjes zijn vrij duur, maar Japanners betalen – in tegenstelling tot wij – graag voor ambacht.”