Het kan altijd beter, mooier en vooral: sneller. In de sport, maar ook elders wordt de drang om de wereld te stroomlijnen er niet minder om, constateert DIETER VAN DEN BERGH. Maar wat als er niets meer te versnellen en te verbeteren valt?
Tijdens de laatste Ronde van Vlaanderen werd winnaar Tadej Pogačar op de fiets gespot met een bh. Nou ja, een soort van bh: een aerodynamisch ondershirt, met op de mouwen een laagje reliëf waardoor hij nét ietsje sneller zou gaan. Het nieuwste snufje op het gebied van de aerodynamica, voor weer een heel klein beetje gratis snelheidswinst. En toegestaan, nadat eerder ‘body paint-speedsuits’ en ‘speedgel’ voor op de benen op de verboden lijst kwamen.
De strijd tegen de luchtweerstand kent in de wielrennerij – maar ook bij sporten als schaatsen, skiën en bobsleeën – geen grenzen. Laat staan schaamte. Denk aan de hilarische helm die dezelfde Pogačar tijdens een tijdrit een keer op zijn achterhoofd had zweven. Of het malle, voor op de stang hangen tijdens een afdaling, sinds twee jaar verboden.
Op de campus van de Technische Universiteit Eindhoven verrees een paar jaar geleden een enorme windtunnel – de Franse ingenieur Gustave Eiffel bouwde er al een in 1912 – waar topsporters kind aan huis zijn bij hoogleraar aerodynamica Bert Blocken. En waar ze tegenwoordig gieren van het lachen om de revolutionaire fiets met dichte wielen waarmee Francesco Moser in 1984 als eerste het werelduurrecord boven 50 kilometer per uur tilde.
Het kan altijd sneller. En beter. Maar waarom ook alweer? Waarom willen we altijd de snelste zijn? Vraag het een fanatieke sporter, en hij zal antwoorden; omdat ik wil winnen, de beste zijn. Cultuurfilosoof Johan Huizinga (1872-1945) formuleerde het in 1938 in zijn boek Homo ludens (de spelende mens) wat deftiger: ‘Ten nauwste aan het spel verbonden is het begrip van het winnen. Winnen is het meerdere blijken in den uitslag van een spel. Maar er is iets meer gewonnen dan het spel op zich zelf. Er is aanzien gewonnen, er is eer behaald’. Een neuropsycholoog zal het weer anders zien: bij winst maken we een extra dosis testosteron en dopamine aan, wat ons weer gelukkig maakt. En bioloog Frans de Waal zal antwoorden: ook apen worden enorm blij van winnen.
Maar, en dat is best wel een troostende gedachte, eens moet het toch ophouden met al die records? Ooit stokt de jacht op die nanoseconde minder. Misschien maken wij dat nog wel mee. Geen mens gaat ooit de 100 meter afleggen in 6,68 seconden of de 1500 meter schaatsen in één minuut. Niemand gaat ooit in één uur 250 kilometer fietsen. Wat dán, als er niets meer te versnellen en te verbeteren valt?
Dan is er nog altijd het design van de minste weerstand. Gewoon mooi om naar te kijken. Zoals de oude, ooit futuristisch ogende aerodynamische strijkijzers en stofzuigers in de tentoonstelling Sneller, beter, mooier – de vormgeving van de vooruitgang in het Design Museum in Den Bosch. ‘Niks functioneels aan, ze gaan niet sneller ofzo’, zegt Tomas van den Heuvel, een van de samenstellers van de groots opgezette familietentoonstelling. ‘Gewoon een esthetische mix van techniek en futuristische fantasie, die perfect past binnen de droom van vooruitgang.’
’Door de klimaatcrisis en de focus op duurzaamheid willen we zuiniger rijden, dus gestroomlijnder’
De hoogtijdagen van ‘Streamline Design’, in de periode 1930-50, waren een optimistische reactie op de beurskrach van 1929, zo leert de tentoonstelling. Vervoersmiddelen kregen een aerodynamische update, hetzelfde gold voor doodgewone huis-, tuin- en keukenapparaten. Ook kunstenaars, neem een Italiaanse futurist als Tullio Crali (1910-2000), raakten geobsedeerd door snelheid en vooruitgang en de bijbehorende esthetiek.
Op en rond de catwalk in Den Bosch zijn stoere gestroomlijnde voorbeelden te vinden, zoals racewagens en motoren, bobsleeën, tijdrijfietsen en een hypermoderne waterstof- en solarwagen. En ook kekke prototypes. Veel ontwerpen kwamen niet verder dan het papier, zoals de treinzeppelin en een visvormige onderzeeër uit 1835.
Qua aerodynamica heeft de mens veel geleerd van de natuur: de kenmerken van gestroomlijnde dieren zoals de pinguïn, de roofvogel, de dolfijn en de haai worden gretig nagebootst. Zo werden er zwempakken gefabriceerd op basis van de geschubde huid van haaien, al is dit haaienvinnenpak bij wedstrijdzwemmen inmiddels verboden. Te snel, oneerlijk.
Uit de sport zal aerodynamica nooit meer verdwijnen, daarvoor zijn alleen al de financiële belangen te groot. In de auto-industrie is momenteel sprake van een comeback, zo merkt curator Van den Heuvel. ‘We willen door de klimaatcrisis en de focus op duurzaamheid zuiniger rijden, dus gestroomlijnder, dat is essentieel.’
Hoe noem je eigenlijk het tegenovergestelde van ‘gestroomlijnd’? De witkar. Een tweepersoons driewielig karretje, eind jaren zestig ontworpen door provo Luud Schimmelpennink, bedoeld als collectief vervoermiddel in de Amsterdamse binnenstad. Het wagentje ligt niet op de weg, maar stáát, 2.30 meter hoog. Niet vooruit te branden dus. De witkar (topsnelheid: 30 kilometer per uur) heeft een vast plekje bij het Design Museum in de gang, maar staat er nu – tussen al dat snelle supersonische spul – bij als een lelijk eendje. Aandoenlijk. Dit wordt nooit een winnaar.
Sneller, beter, mooier – de vormgeving van de vooruitgang. Van 5.03 t/m 3.09 in Design Museum Den Bosch. designmuseum.nl