‘De vraag is of je je erdoor laat raken. Of je de ander zijn menselijkheid gunt, als volwaardig ziet.’
De oorlog in Gaza lijkt niet te stoppen. Het wereldwijde debat erover wordt gevoerd vanuit twee gepolariseerde kampen: voor of tegen de rechtmatigheid van de Israëlische inval. Over de Palestijnse burgerdoden, naar verluidt rond de 40.000, onder wie 7000 à 8000 kinderen, gaat het amper. Al lijkt, na het Israëlisch bombardement van een tentenkamp van afgelopen maandag, een kentering gaande.
Eindelijk, denk je dan. En tegelijkertijd: waarom nu pas? Gaat het om het overschrijden van een grens – en waar ligt die dan? Gaat het over getallen, of over moraliteit? Wanneer wordt het menselijk recht om te leven, het recht op een menswaardig bestaan, weer een thema? Hoeveel doden moeten zijn begraven, hoeveel verkoolde kinderlijkjes geborgen?
Mensenrechten gelden als universeel – met de Palestijnen als uitzondering. Ze zijn, zoals Ramsey Nasr aan het begin van het conflict al schreef, niet meer dan nummers. Getallen.
Zijn we echt zo afgestompt door de beelden – die op tv niet worden uitgezonden, wegens te gruwelijk. Marian Donner had het erover in haar rubriek Rooksignalen in De Groene. De vetgedrukte aanhef van dit stukje, het zijn haar woorden. Laat je je door de beelden raken, vraagt ze zich af. Of probeer je ze te objectiveren door je te hullen in een mantel van intellectualisme. Zoals commentatoren vaak doen. Hoe kan het dat de beelden van drie dode peuters op een rij je niet meer raken?
Het taboe om Israël en genocide in één zin te noemen is aan het verdampen, maar wat hebben die vermoorde kinderen en hun families eraan? Wat hebben de in woonwijken, parken en winkelcentra door Russische terreur vermoorde burgers van Charkiv aan een discours over invloedssferen en machtsevenwicht?
Waar je ook komt of kijkt, overal ter wereld zijn mensen op drift. In tentenkampen, in gammele boten op de Middellandse Zee, in kolonnes naar een grensovergang. In hun hoofd, niet te vergeten. Zap een willekeurig kwartier op de lineaire tv, begeef je tien minuten op sociale media en je weet dat het ook in talloos veel hoofden niet oké is.
Zijn er historische voorbeelden van op drift geraakte massa’s waar het goed afliep?
Je kunt de agressie en het machtsstreven in de wereld zien als een bewijs voor de onuitroeibare domheid van de mens, schrijft een biograaf van Immanuel Kant, wiens filosofie is gebaseerd op de waardigheid van de mens; die mensenrechten van hierboven komen bij hem vandaan. Het was Kant die de schijnbaar onverenigbare tegenstellingen tussen politiek en moreel realisme, nu op hun scherpst rond de Gaza-oorlog, probeerde te verzoenen.
Kants ideeën gelden al 200 jaar als toetssteen van ons geweten. Maar we doen er weinig mee, gezien de talrijke oorlogen en conflicten in die periode. Een tijdlang leek zijn vreedzame wereldorde ophanden, dachten we, met Europa als voorbeeld. Nu zijn we zelf in oorlog, en lijkt vrede verder weg dan ooit.
Hoe kunnen de massa’s tot rust worden gebracht, en hun driften getemd?
Vorige week zag ik in Bochum een toneelbewerking van De gebroeders Karamazov van Dostojevski, een vijf uur durende marathonvoorstelling – mateloos als het verhaal zelf. ‘Een veelheid aan ongehuisveste figuren jaagt rond als in een koortsdroom, voortdurend in beweging, zowel uiterlijk als innerlijk, uit balans, als ze die ooit al hadden’, lazen we in de inleiding. ‘Alles is verschoven, oncontroleerbaar: volwassenen dansen op het randje van een mes en bleke kinderen willen de wereld in brand steken. Als er niets meer te verliezen valt, is alles dan toegestaan?’
Toen het doek viel, was de bühne bezaaid met bewegingloze figuren. Met hier en daar een voor zich uitkijkende loner. Speurend naar Kant, de filosoof van de hoop?

WIDO SMEETS

Tekening Agata Siwek