De betekenis van Hubert en vooral Jan van Eyck (circa 1390-1441) voor de internationale schilderkunst is onbetwist. Over hun geboorteplaats heerst minder eenstemmigheid. Maaseik heeft de beste papieren om de 15e eeuwse ‘lieden van de wereld’ als zonen van de stad aan zich te binden. “Het weinige wat wij van het leven van dier schilders weten, toont hen ons als lieden van de wereld.”
Het welkomstwoord van gids Rooske Liefsoons klinkt alsof er een hele groep is afgekomen op de wekelijkse stadswandeling in de voetsporen van de Gebroeders Van Eyck. Toch wordt het een tour a deux door Maaseik. Andere aanmelders komen niet opdagen. Misschien zijn ze afgeschrikt door de een dag eerder gevallen sneeuw of door de koude wind. Degenen die wel door Maaseik flaneren –nogal wat oudere dames in bontjas!- hebben andere plannen dan een rondleiding. ‘Op restaurant’ gaan bijvoorbeeld.
‘Aen Jan en Hubrecht Van Eyck, geboren te Maaseyck’, meldt de sokkel achter Rooske Liefsoons wat al te stellig. Daarboven Jan (gebaseerd op het waarschijnlijke zelfportret De man met de rode tulband) met de arm om de schouder van zijn broer. Meer dan levensgroot uitgevoerd in carrera marmer. Het eren van beroemde zonen mocht wat kosten, bijna anderhalve eeuw geleden.
Het paste ook in een tijd waarin het nationalisme snel aan kracht won. De Belgische kroonprins, de latere koning Leopold II, kwam in 1861 geïnspireerd terug van een reis door Duitsland. Hij raakte daar onder de indruk van het Walhalla dat de Beierse koning Ludwig I had gebouwd op een heuvel bij de Donau bij Regensburg. Zo’n pantheon voor de grote mannen van de natie wilde Leopold ook in eigen land, maar hij heeft het nooit klaargespeeld.
Misschien ook omdat de echte noodzaak ontbrak. Juist in die jaren eerde zo’n beetje elke stad zijn eigen helden met een standbeeld. Tongeren zette de oer-Belg Ambiorix op een sokkel, Hasselt deed het zelfde met de middeleeuwse literator Veldeke en Maaseik zette de gebroeders Jan en Hubert van Eyck letterlijk in het midden van de stad, op de Markt.
Koning Leopold I kwam het beeld op 5 september 1864 onthullen. “Er was vier jaar politieke strijd aan vooraf gegaan”, vertelt Liefsoons. De katholieken wilden de Van Eycks midden op de Markt, maar de liberalen vonden het niet te verteren dat een oude eik, hún vrijheidsboom, daarvoor gekapt moest worden. Uiteindelijk werden de twee partijen het alsnog eens, ook omdat de tijd drong. De regering stelde geld beschikbaar voor een standbeeld, maar niet tot aan het einde der tijden. Hoe verhit het debat was geweest, mag blijken uit de nieuwe naam die Hotel Het Gulden Hert aan de oostkant van de Markt na het bereiken van compromis kreeg: Huis De Vrede.
Gids Liefsoons troont haar gezelschap mee naar een paar straten verderop, waar achter een onooglijke onderdoorgang die veel van een bedrijfspoort heeft, een zeventiende-eeuws minderbroederklooster schuilgaat. In het ietwat onderkomen, bijbehorende kerkje heeft Maaseik alle van de Van Eycks bekende werken hangen. “Niet de echte”, zegt Liefsoons er maar voor de zekerheid bij. Die hangen over de hele wereld, behalve in Maaseik. “Het zijn fotografische reproducties. Alles op ware grootte.”
Zelfs dat voldoet om onder de indruk te raken van het gemak waarmee Jan van Eyck stoffen, juwelen, edelmetalen en andere materialen wist te schilderen. Vooral het bijna twintig vierkante meter grote Lam-Godsretabel, waarvan het origineel minus een vlak voor de oorlog gestolen paneel (De rechtvaardige rechters) te bewonderen is in de Sint-Baafskathedraal in Gent, biedt volop kijkwerk.
Het is het enige werk waarvan bekend is dat ook broer Hubert er aan gewerkt heeft. Van Jan hangen er zo’n twintig in diverse musea. Hij wordt wel opgevoerd als de uitvinder van de olieverfkunst. Dat klopt niet. Hij wist wel de techniek te verfijnen door voor te bewerken en laag over laag te schilderen. Gecombineerd met zijn voor die tijd ongekend realistische weergave en gevoel voor perspectief, bezorgde het de kunstenaar zijn faam.
Mogelijk was Jan van Eyck in zijn jonge jaren actief in Luik. Zeker is in elk geval dat hij daarna als schilder en kamerheer verkeerde aan het hof van Jan van Beieren, graaf van Holland, residerend te ’s-Gravenhage. Enkele jaren later volgde een ‘dienstverband’ bij de Bourgondische hertog Filips de Goede in het tegenwoordige Lille. Voor hem fungeerde hij ook als diplomaat en huwelijksmakelaar. Uiteindelijk streek Van Eyck neer in Brugge, waar hij een fraai stenen huis liet bouwen, een teken van welstand.
Vanaf hun sokkel op de Markt kijken de broeders Van Eyck naar een naar hen vernoemd hotel. Ook een orkest, de scouting, een harmoniezaal en de Kiwanis in Maaseik dragen hun naam.
Binnenin het horeca-etablissement is een compleet pand opgemetseld. Het opschrift pretendeert dat het om het geboortehuis van de Van Eycks gaat. Een bepaald slag toeristen vreet dat. Rooske Liefsoons zucht zachtjes als ze vertelt hoe vaak ze dat verhaal moet rechtzetten. “Als daar al íets geboren werd, is dat het standbeeld van de Van Eycks.” De katholieke politici die het besluit namen voor het beeld vergaderden in de voorloper van het hotel.
De pogingen om de Van Eycks voor eens en voor altijd ‘van Maaseik’ te maken, hebben soms meer te maken met de grote Belgische traditie in surrealisme dan met wetenschap. Bij de bouw van een nieuw winkelcentrum aan de zuidkant van de oude kern van Maaseik kwam een paar jaar geleden een Agnus Dei tevoorschijn, een zeldzaam pauselijk zegel. Stadsarcheoloog Anja Neskens: “Een prachtig moment. Daar doe je het voor.”
In de vochtige grond tussen slachtafval was het slechts 5,5 centimeter grote en zeven gram wegende zegel vijf en een halve eeuw prachtig bewaard gebleven. Een Agnus Dei afgesneden van de witte was van de paaskaars van het Vaticaan was in de Middeleeuwen een kostbaar bezit. Was het al geen ticket voor de hemel, dan toch wel naar het voorportaal.
De sensatie van de vondst bleek voor sommigen niet genoeg. In juni 2006 organiseerde de stad een flink mediaspektakel. “Vanaf heden zal in alle wetenschappelijke publicaties Maaseik worden genoemd als de geboorteplaats van Jan van Eyck”, voorspelde Neskens’ voorganger Hubert Heymans indertijd ten overstaan van de toegestroomde journalisten. Dat bleek vies tegen te vallen. Kunsthistorici noemden het tijdens de bijeenkomst gepresenteerde verhaal een geforceerde poging tot het halen van het eigen gelijk. Jans oudste dochter Livina zou acht jaar na het overlijden van haar vader zijn ingetreden in een Maaseiks klooster, waarbij papa’s oude beschermheer Filips de Goede de daarvoor vereiste bruidsschat betaalde. Het pauselijk zegel was een erfstuk van haar vader. Door het kunstig aan elkaar rijgen van aannames en feiten maakte Heymans daar het verhaal van waar Maaseik op zat te wachten. Dan Brown in Belgisch-Limburg.
Ook Arendonk, Susteren, Sittard en vooral Maastricht en Luik werden in het verleden genoemd als plaats van herkomst van de Van Eycks. Maaseik heeft de beste papieren, al is het alleen maar vanwege de naam waaronder de schilders in het laat-middeleeuwse Europa bekend stonden.
Maar de vraag is of het er echt toe doet. J.J.M. Timmers nam in zijn standaardwerk De kunst van het Maasland al afstand van de onstuitbare drang tot het claimen van Jan van Eyck als ‘een van ons’. Vaststond volgens de professor dat “een van de grootste pictorale genieën van de Nederlanden van origine een Maaslander is. Toch valt het werk van Jan van Eyck moeilijk tot de Maaslandse kunst te rekenen, aangezien zijn genie hoog uitrijst boven welke gewestelijke school dan ook.” De grote Nederlandse historicus Johan Huizinga zag in Herfsttij der middeleeuwen de broers al evenmin als Maaslanders. “Het weinige wat wij van het leven van dier schilders weten, toont hen ons als lieden van de wereld.”
De Van Eycks zijn niet alleen geografisch moeilijk plaatsbaar. Kunsthistorici worstelen ook met hun plek in de geschiedenis: vormden ze het slotakkoord van de laatgotiek, een groots e afsluiting van middeleeuwse tradities? Of behoorden ze tot de pioniers van de Renaissance in de Nederlanden? Religie is volop aanwezig op Jan van Eycks schilderijen. Tegelijkertijd is het magistrale portret van het echtpaar Arnolfini met al zijn huiselijkheid al een teken van de opkomende burgerlijke cultuur. Ook de manier waarop de schilder zijn werk boven de spiegel signeert spreekt boekdelen: ‘Johannes de Eyck fuit hic’. Jan van Eyck was hier. Vergelijk die brutale aanwezigheid eens met de anonimiteit van de kunstenaars in de eeuwen daarvoor.
Maaseik lijkt inmiddels wat minder belang te hechten aan honderd procent duidelijkheid over de herkomst van de beroemde gebroeders. Het weerhoudt de stad niet van voorbereidingen voor een groots Van Eyck-jaar. In 2014, honderdvijftig jaar na de onthulling van het zwaar bevochten standbeeld. “Als onderzoek vooraf, dat er zeker gaat komen, iets oplevert over de geboorteplaats van de schilders is dat mooi, maar het is geen doel op zich”, zegt stadsarcheoloog Anja Neskens. De stad moet dat jaar bruisen van de activiteiten met een expositie in het hart. Ze twijfelt er niet over dat daar ook echte werken van Jan van Eyck komen te hangen. “We hebben de drukbezochte tentoonstelling met het terrocotta-leger van Xi’an achter de rug. Er is voor die tijd nog een expositie in samenwerking met de Chinezen. Dan kunnen we toch ook een evenement met werk van mensen van hier aan.”
Dit is het achtste artikel in een reeks van vijftien in het kader van de Culturele Biografie, een project van de BV Limburg.