Met zijn uitgerekte lijven en vreemde kleuren heb ik El Greco altijd een rare snuiter gevonden. Op de tentoonstelling El Greco und die Moderne in Museum Kunstpalast in Düsseldorf hoop ik iets meer van hem te begrijpen. Er hangen een stuk of veertig van zijn schilderijen – rond het eerste overzicht in Duitsland, ronkt het publiciteitsmateriaal. Daarnaast zijn er tientallen werken van moderne kunstenaars die iets met El Greco hadden, vooral expressionisten uit het begin van de twintigste eeuw. Misschien wordt mij ook via hen iets duidelijk.
El Greco werd in 1541 op Kreta geboren als Domenikos Theotokopoulos. Na een tussenstop in Italië bracht hij het belangrijkste deel van zijn leven door in Toledo. Vandaar zijn Spaanse bijnaam, ‘de Griek’. Het was de tijd van het maniërisme. Wedijverend met hun grote voorgangers, vooral Michelangelo en Rafaël, maakten schilders het steeds gekker: langgerekte figuren in gekunstelde, verwrongen composities en onwerkelijke tinten. El Greco ging het verst. Al tijdens zijn leven was zijn werk omstreden. Na zijn dood in 1614 raakte het enigszins in vergetelheid. Tegen het einde van de negentiende eeuw werd het herontdekt.
Geholpen door enkele publicaties en tentoonstellingen was de reactie in Duitsland het sterkst. Kunstenaars als Oskar Kokoschka, Max Beckmann, Franz Marc en August Macke raakten diep onder de indruk van de expressiviteit en de mystieke inslag van El Greco. Mindere goden zoals Ludwig Meidner en Heinrich Nauen lieten zich zeer direct beïnvloeden. Vaak gaat het om formele overeenkomsten, bijvoorbeeld in de compositie, de deformatie van figuren of het kleurgebruik.
El Greco en zijn bewonderaars hangen in Düsseldorf dwars door elkaar heen. Dat is leuk, want je kunt precies zien hoe ieder op zijn eigen manier de beeldtaal van de oude meester verwerkt. Maar het is ook jammer. Tussen het expressionistische geweld is het namelijk nogal lastig na te voelen wat El Greco in zijn eigen tijd nu zo bijzonder maakte. Je ziet vooral wat hij natuurlijk ook was: een zestiende-eeuwer met een sterk, al bijna barok gevoel voor dramatiek, maar dat hadden Titiaan of Tintoretto ook. Zo zegt de tentoonstelling meer over de Duitse vroege modernen dan over El Greco zelf. Een overzicht geven én de latere invloed onderzoeken gaan kennelijk moeilijk samen.
Maar aan het einde van de tentoonstelling neemt El Greco revanche. Twee late meesterwerken zijn speciaal uit Amerika gehaald. Ze zijn op zich al een tripje naar Düsseldorf waard. Laocoön is een poging een eigen draai te geven aan de antieke beeldengroep die zo’n honderd jaar eerder in Rome was opgegraven. De opening van het vijfde zegel is de weergave van een visioen van Johannes, beschreven in de Openbaringen. Meer nog dan de hellenistische Laocoön-groep overtreft El Greco hier zichzelf. De extatische houdingen, de (inderdaad) expressionistische luchten, de keiharde kleurcontrasten: wat een bizarre schilderijen! “Een raadsel van compositorische en schilderkunstige perfectie”, schreef Paul Klee in 1911 over Laocoön. “Ondanks mijn gewoonte onmiddellijk tot analyse over te gaan, kwam ik daar pas bij de zoveelste keer toe, zozeer was ik weer kind geworden.”
El Greco begrijp ik intussen nog steeds maar half, maar ik ben wel in goed gezelschap.
El Greco und die Moderne. Van 28 april t/m 12 augustus in Museum Kunstpalast, Düsseldorf. www.smkp.de